Gedegen informatie over mooie langeafstandspaden en dagwandelingen!

Krijtlandpad

Mooiste deel     65 km

Eijsden – Holset – Maastricht  65km

1Eijsden — Slenaken18½km
2 Slenaken — Wahlwiller21km
3 Wahlwilller — Houthem St.Gerlach21km

Als je met een dagrugzakje loopt, terwijl je de hoofdbagage laat bezorgen, duurt bovenstaande deeltraject (tot Station Houthem-Sint Gerlach) 3 dagen.
Met trekkingrugzak en tent is bovenstaande etappe-indeling niet relevant. Je bent dan vrij in doen en laten en kunt ’s.avonds altijd wel een tentplek vinden. Je hebt dan wel ca. 1 dag méér nodig, omdat je dan minder kilometers per dag aflegt.

Legenda kaartfragment uit de Bosatlas

Het kleurgebruik is daar wat verwarrend, want:

  • donkergroen = bos
    (Zuid-Limburg heeft weinig bos),
    groen = tuinbouw,
    lichtgroen = akkerbouw,
    wit = grasland.
  • Het blauwe lijntje op de beide kaartjes onder Holset is mijn korte wilde doorsteek. Ze begint bij het mooie uitzichtpunt in het Holsetterbos en eindigt in Holset (Zie deelkaart 8 van je wandelgidsje).
    Deze korte doorsteek is niet gemarkeerd in het terrein, maar toch voor iedereen eenvoudig te doen.

“Ons eigen stukje buitenland”

Zo wordt het Zuid-Limburgse heuvellandschap vaak in vakantiefolders aangekondigd. Er zijn grote hoogteverschillen, stromende beken met forellen, wegen met echte haarspeldbochten, diepe kalksteengroeves, indrukwekkende steilranden en schitterende vergezichten. Nergens anders in Nederland is een gevarieerder mozaïek van landschapselementen te vinden.

Krijtlandpad

(krijt is de wetenschappelijke naam voor kalksteen)
Dit langeafstandspad is een lusvormig Streekpad door het Zuid-Limburgs heuvelland. Het loopt vanaf Maastricht via Eijsden naar het drielandenpunt en vervolgens via Valkenburg weer terug naar Maastricht.
Knip er de stippellijntjes vanaf en je houdt een prachtige driedaagse tocht over. Zie voor de beschrijving daarvan verderop bij Etappes.

Mooiste deel

Dit is de rode lijn op de kaart, dus:

  • van Eijsden naar Epen,
  • in Vijlenerbos een korte doorsteek naar Holset (blauwe lijntje)
  • van Holset via Valkenburg tot aan Amby (=stadsrand Maastricht).

(Je kunt desgewenst al iets eerder stoppen bij het station in Houthem.)

Hoogteprofiel

Moeilijkheidsgraad

Het zijn lichte dagwandelingen.

Eijsden, hoofdstraat.

Kasteel Eijsden is opgetrokken in Maaslandse renaissancestijl.

Zeer fraaie afdaling naar Noorbeek. De werkelijkheid is veel mooier dan deze foto.

Routemarkering

Ik heb deze route vele jaren geleden gelopen en weet daarom niet hoe het tegenwoordig is.

Bevoorrading

Levensmiddelen : toentertijd geen probleem. Er waren voldoende dorpjes met een winkeltje.
Drinkwater Er waren voldoende huizen onderweg, waar je dat kunt vragen.

Wildkamperen (bivak)

Een nachtje bivakkeren (‘s.avonds de trekkerstent opzetten en ‘s.morgens weer afbreken) is geen probleem in dit gebied.
Wildkamperen kan alleen in de beekdalen. Op de plateaus kun je je niet wassen (geen sloten of beken! ).

Hoogtepunten: zeer veel

  • Oud-Eijsden
  • Noorbeek (uitzicht + mooi voetpaadje).
  • Epener Volmolen (watermolen aan de Geul).
  • CR Buitenlust (uitzicht).
  • Holsetterbos (uizicht over Holset).
  • diverse uitzichtpunten vanaf Holset tot Maastricht.
  • Vijlen.
  • Gulperberg + Gulpen.
  • Gerendal.
  • Natuurpark Ingedael.

Noorbeek en Vijlen behoren tot de allermooiste dorpen in Nederland, aldus het boek:
De allermooiste dorpen van Nederland,
Quinten Lange,
Uitgeverij ANWB, 2020.
Reisboekwinkel de Zwerver

Nabij Teuven.

Epener Volmolen.

De Geul in Epen bij de Volmolen. De beek zoekt hier haar weg via vele meanders,
die ze bovendien voortdurend verlegt.
Het stromend water ondermijnt de buitenbochten. Daar kalven de oevers af. Ze worden steil en diep.
In de binnenbochten, waar de stroomsnelheid gering is, wordt daarentegen materiaal afgezet. Ze worden ondiep en hebben een flauwe helling.
Zo verplaatst de beek zich al kronkelend over haar dalbodem.

Plateaus en dalen

Het reliëf is in belangrijke mate bepaald door rivier- en beekinsnijdingen waaraan de plateaus en de dalen hun ontstaan te danken hebben. (De plateaus zijn resten van de schiervlakte en de rivierterrassen.)
      Het diepst ingesneden en tevens het breedste rivierdal is uiteraard het Maasdal. Bekende beekdalen zijn het Geuldal en haar zijdal het Gulpdal. De eerstgenoemde heeft een brede dalbodem, het Gulpdal daarentegen heeft er nauwelijks een en z’n dalhellingen zijn veel steiler en veel meer bebost.
De plateaus en dalen hebben elk hun typische, eigen landschapskenmerken.
      De plateaus zijn bedekt met löss. Het zijn in het algemeen grote, open akkerbouwgebieden, alleen onderbroken door enkele solitaire bomen of boomgroepen en door de massieve, vierkante Limburgse boerderijen. Hier en daar kruipen ook de boomgaarden het plateau op.
      De dalen zijn groen en vochtig. Door heggen en houtwallen omzoomde weiden, bossen, boomgaarden en bomenrijen zorgen er voor een kleinschalig landschap. De bossen vinden we in de regel op de dalwanden. Ze vormen er de bekende langgerekte hellingbossen. De vruchtbare en vochtige bodems op de dalvlakten en dalwanden dragen ook een overvloed aan wilde planten (rijke flora.)
Op de weiden zorgt de kunstmest daarentegen voor een strakgroen grasdek.
      De afwisseling van open, grootschalig plateaulandschappen met de kleinschalige, besloten dalen, maakt wandelen en fietsen hier zeer boeiend.

Kleinere dalen thans veelal droog

De ondergrond bestaat hier uit kalksteen, waar regenwater gemakkelijk door spleten naar de diepte kan wegzakken. Er is dus geen waterafvoer aan de oppervlakte meer en ook geen dalvorming.
In de laatste ijstijd was dat door het voorkomen van permafrost anders. Het in de bodem infiltrerende water bevroor in de permafrost, waardoor de bodem ondoorlatend werd. Als gevolg daarvan moest smelt- en regenwater langs de oppervlakte afstromen. Hierdoor werden op de hellingen dalen uitgeschuurd die, na het verdwijnen van de permafrost, tegen het einde van de laatste ijstijd geen functie meer hadden. De dalvorm bleef behouden, maar de beek in het dal verdween. Men noemt dergelijke kleinere dalen zonder beek droge dalen.

Permafrost

Permanently frozen ground in polar regions.
It forms in regions close to, but not under, ice caps, ice fields and glaciers. The frozen conditions may be several tens of metres thick, but the top layer may thaw in the summer months before freezing again in the winter.

Löss

Tegen het einde van de laatste ijstijd verdween de permafrost geleidelijk. De beekjes begonnen zich in te snijden en het grondwaterpeil ging naar beneden.
Doordat ook het vegetatiedek nog niet goed ontwikkeld was, had de wind vrij spel met het aan de oppervlakte gelegen zand en leem.
Terwijl in Noord- en Midden-Nederland dekzand werd afgezet, bracht de wind veel kleinere korreltjes (leem) naar Zuid-Limburg. Dit zgn. löss kan in lagen voorkomen van vele meters dik. De löss ligt als een dek op de verschillende terrassen van de Maas.

Löss

Het is een fijne, poederige grondsoort. De lössdeeltjes zijn iets groter dan kleideeltjes, maar veel kleiner dan zandkorrels.
De löss is gemakkelijk te herkennen aan haar bruingele kleur en aan haar homogene, fijne structuur. Wrijf wat löss tussen je duim en wijsvinger en het voelt zacht aan als een perzikhuidje.
De löss is niet gelaagd en vormt veelal een meters dik pakket. Het is net als dekzand een windafzetting.
De löss is zeer vruchtbaar, houdt goed water vast en laat overtollig water vrij gemakkelijk door, ideale eigenschappen voor een landbouwbodem dus. Zie verder:
www.geologievannederland.nl/ondergrond/bodems/lossbodem……

Veel asymmetrisch droge dalen in het lössgebied

Een dwarsdoorsnede door een asymmetrisch droog dal in het lössgebied. Hier is het een noord-zuid lopend dal.
De vorming speelde zich af in een klimaat dat veel kouder was dan het onze. Het werd veroorzaakt door verschillen in vloeien van de ontdooide bovenlaag op de beide dalhellingen. De op het westen gerichte helling wordt verwarmd door de krachtige middagzon en blijft dus steiler; de op het oosten gerichte helling door de zwakkere ochtendzon en vervlakt dus.
Ook bij de west-oost lopende dalen treedt een dergelijke asymmetrie op. In zulke dalen ontvangt de op het zuiden gerichte helling meer zonnewarmte dan de op het noorden gerichte. Ze zal dan ook minder door vloeien worden aangetast.

Holle wegen

Een holle weg is een weg (of pad) die in een lösshelling is ingesneden.
Doordat er tijdens het ontstaan geen vegetatiedek was, werd de lössgrond bij regenbuien mee de helling afgenomen. Hierdoor kwam de weg voortdurend dieper te liggen.

Ze zijn gebonden aan drie omstandigheden

  1. Ze komen alleen voor in lössgebieden,
  2. en uitsluitend op hellend terrein,
  3. In principe zijn het onverharde veldwegen. (Dit sluit niet uit dat ze naderhand van een verhard wegdek zijn voorzien. Bij vele holle wegen is dat vandaag het geval.)

Verklaring

De holle weg is een erosieverschijnsel.

  • De onverharde weg werd steeds weer kapot gelopen en gereden.
  • Op het hellende terrein voerde water dan het losgeraakte materiaal naar beneden en zo ontstond door de eeuwen heen een klein erosiedal met steile wanden.
  • Die steile wanden dankt het kleine erosiedal aan de stevige, kleverige aard van de löss.

Holle wegen hebben een belangrijke natuurwaarde

Ze herbergen soms het laatste restje wilde natuur te midden van uitgestrekte akkers en dienen als verbindingsweg of stapsteen tussen bosjes en andere stukjes natuur die versnipperd liggen in de omgeving. Vele vogels, vlinders, vleermuizen, knaagdieren, vossen en das vinden in holle wegen voedsel en beschutting. Ze bouwen er hun nesten of burchten of gebruiken de holle wegen om zich te verplaatsen.
      Door hun verzonken ligging heerst in beboste holle wegen een microklimaat. Het is er windluw, schaduwrijk, vochtig, koeler in de zomer en zachter in de winter dan ‘erbuiten’.
      Men vindt er typische schaduwplanten: allerlei varens, Gele dovenetel, Salomonszegel, Maarts viooltje, enz. In het vroege voorjaar zijn de met Speenkruid of Bosanemoon begroeide bermen een streling voor het oog.
      In de boom- en struiklaag vind je een veelheid aan inheemse soorten en Bosrank slingert zich tussen de takken door naar het licht.

De Geul, een snelstromende, kronkelende beek

Ten westen van Valkenburg heeft de Geul een brede dalbodem. Bij Strabeek, waar we met het Pieterpad de dalbodem oversteken, is ze ongeveer 600 m breed.
Een dalbodem is de strook die bij hoog water onderloopt en waarin de beek haar bedding verlegt.
(Deze definitie verondersteld dat er geen dijken zijn aangelegd ! )

Als een gebied wordt opgeheven, gaan de beken (en rivieren) op de rand ervan sneller stromen, waardoor hun erosiekracht toeneemt.
Door vertikale erosie ontstaat een V-dal dat zich stroomopwaarts steeds verder het plateau insnijdt (1).
Als de opheffing van het gebied ophoudt, komt er een eind aan de verdere insnijding. Haar verval wordt zo gering, dat ze niet meer in staat is tot vertikale erosie. De erosiebasis is nu bereikt (2).
Daarna maakt de breedte-erosie het V-dal tot een dal met een brede dalbodem (3+4).
De beek zelf neemt maar een klein deel van de dalbodem in beslag. De rest wordt bij overstromingen bedekt met zand en klei. Wel verplaatst de beek zich voortdurend over haar eigen dalbodem. Al kronkelend, steeds op andere plaatsen langs de dalwand schurend, kan een beek haar dalbodem zeer breed maken. De Geul heeft bijvoorbeeld bij Strabeek een dalbodem van ongeveer 600m breed.

In natuurpark “In Gen Dael” grazen Galloway-runderen en Konik-paarden.
De snelstromende beek de Geul kronkelt er vrij over de 600 m brede dalbodem.
De bomen die in het water vallen, mogen blijven liggen.
Een aantal dieren profiteren van de erosie en zandafzetting. Denk aan de ijsvogel  die zijn nest in de beekklifjes graaft, en visjes vangt in rustige delen van de Geul.
Een beek is op nagenoeg alle plaatsen doorwaadbaar (in tegenstelling tot een riviertje dat slechts op enkele plaatsen doorwaadbaar is). Hier in het natuurpark ben je al dicht bij haar monding in de Maas, maar toch kun je de beek hier nog goed doorwaden.

Hooggelegen paadje langs de Geul.
De beek schuurt hier langs de steile, beboste dalwand. Hierdoor kon men geen pad onder langs de beek aanleggen, maar moest men wat hogerop gaan. Langs het afgrondje zijn voor de veiligheid touwen gespannen.

Limburg: land van kastelen, kerken, kloosters, kapellen en wegkruisen

Wezenlijk bestanddeel van het Zuidlimburgse landschap vormen het grote aantal kastelen en landgoederen. Ze weerspiegelen het verbrokkelde politieke verleden.
Vroeger speelde ook religie een belangrijke rol. Vandaar de vele kerken, kloosters, kapellen, wegkruisen en Mariabeeldjes.

Andere wandelmogelijkheden in dit gebied:

  1. Enkele dagetappes van het Pieterpad, namelijk:
    12. Sittard – Strabeek
    13. Strabeek – St.Pietersberg.
  2. De Voerstreek in Vlaams-Limburg, net over de grens in België. Ze is minder toeristisch en minder aangeharkt dan Zuid-Limburg, maar zéér mooi.

Kerkje in Holset.

Vijlen.

In het centrum van Gulpen

SNP Natuurreizen wandelt ook in Zuid-Limburg

Zie voor wandelvakanties in Nederland bij SNP : www.snp.nl/reizen/…

Beste wandelgids

Krijtlandpad (Streekpad 7)
Wim van der Ende, e.a.
Uitg. Wandelnet

Reisboekwinkel De Zwerver

Belangrijke gegevens:

  • Mooiste deel: Helmsley-Whitby
  • Lengte: 125 km
  • Aantal etappes: 6
  • Beste periode: juni-juli-augustus
  • Gids: Trailblazer – Cleveland Way
  • Kaart: Harvey Map – Cleveland Way