Gedegen informatie over mooie langeafstandspaden en dagwandelingen!

Cleveland Way

Mooiste deel   125 km

Helmsley – Whitby       125 km

1Helmsley..Sutton.Bank17kmlicht
2Sutton.Bank..Osmotherley20kmmiddelzwaar
3Osmotherley..Clay.Bank.Top17kmzwaar
4Clay.Bank.Top..Saltburn22kmmiddelzwaar
5Saltburn..Staithes17kmlicht
6Staithes..Whitby20kmmiddelzwaar

Clay Bank Top requires some coordination (Great Broughton or a taxi from the trail)
Als je deze wandeltrektocht met een lichte dagrugzak loopt , terwijl je de hoofdbagage laat bezorgen, kun je dit traject van 125 km in 6 dagen doen (zie hierboven).
      Ga je echter met trekkingrugzak en tent dan heb je zo’n indeling niet nodig. Je bent dan vrij in doen en laten en kunt ‘s avonds altijd wel een tentplek vinden. Je hebt dan wel twee dagen méér nodig, omdat je met een trekkingrugzak minder kilometers per dag aflegt.

Moors en kust

De Cleveland Way heeft de vorm van een hoefijzer en bestaat uit twee duidelijk te onderscheiden delen:

  1. Moors (moorland, veenland; uitleg verderop)
    Je begint in het levendige marktstadje Helmsley, steekt de kalkrijke heidevelden van de Hambleton– en Cleveland Hills over en bereikt bij Saltburn-by-the-Sea de kust.
  2. Kuststrook
    Vanaf Saltburn volg je de door de wind geteisterde kustlijn zuidwaarts en passeer je sfeervolle kustplaatsen zoals Staithes en Whitby.

Onderweg zijn er pittige stijgingen en dalingen, maar het grootste deel van de tijd loop je hoog op het plateau (1) of boven langs de klifrand (2), met adembenemende uitzichten over de Vale of Mowbray, Teesside en de Yorkshire Coastline.

Zie verder: http://walkeast.org/resources/Cleveland%20Way.pdf

Mooiste deel: Helmsley – Whitby

Deze route kent zeer veel uitzichtpunten. Alleen de 2 belangrijkste zijn in de kaart met een uitzichtpuntsymbooltje aangegeven. Het zijn Captain Cook Monument en Roseberry Topping.

Hoogteprofiel

Hoogteprofiel Cleveland Way

Moeilijkheidsgraad

Meeste dagen middelzwaar; één wandeldag is zwaar (zie hierboven).
Voor het moorland geldt:
Dag 3 (Osmotherley – Clay Bank) is zwaar. Daar passeer je vier moors gescheiden door kleine dalen en dat is telkens 100-150 hoogtemeters. Een echte rollercoaster.
Voor de kuststrook geldt:
Alle onderbrekingen in de kliffen (beboste kustkloven en haventjes) zorgen voor korte, steile afdalingen en beklimmingen via trappen.
Het terrein is soms steil en blootgesteld langs de kust. Bij harde wind kunnen smalle stukken van het pad boven langs de klifrand behoorlijk angstaanjagend zijn.

YouTube video (3 min.)

Mijn beoordeling

Wil je voor het eerst een langeafstandspad wandelen in Engeland, dan is dit het ideale pad. Een gedeelte is binnenland en een gedeelte is kust. En allebei zeer mooi.

Hoogtepunten: zeer veel

Rievaulx Abbey. Een van de mooiste abdij-ruïnes van Groot-Brittannië.
Men heeft er ook een prachtig museumpje dat laat zien hoe de monniken toentertijd leefden. Warm aanbevolen.

Beste periode

.Climate LEEMING.aprmeijunjulaugsepokt
Gem..max..temp.°C12161821201814
Maandsom.neerslag.mm50436051635462
(Gem..max..temp..De.Bilt)14182023231915

Het zacht golvende heather moorland is rond de laatste week van augustus een paars paradijs. Dan staat de Struikhei maximaal in bloei. Dus dat is een heel geschikte periode.
Kijk je echter alleen naar de temperatuur dan zijn juni, juli, augustus de beste maanden.
Neerslagcijfers vormen hier geen probleem. Het is nog wel hoogland (upland), dus hoger dan grofweg 1,000 feet (ongeveer 300 m), maar toch niet erg hoog namelijk slechts ± 400 m boven zeeniveau. En doordat je hier in de regenschaduw van de Pennines bent, is het hier droger en zonniger dan de westkant van Groot-Brittannië en zelfs droger en zonniger dan bijv. Nederland.
(Voor het weerbericht ga je naar www.metoffice.gov.uk/)

Bevoorrading

De dagen dat je langs de steilrand (escarpment) loopt, moet je naar dorpjes in de vlakte afdalen om voorzieningen te vinden. . De route zelf passeert maar één dorp: Osmotherley.
Het was mooier geweest als de overnachtingsplaatsen in de route geïntegreerd waren. Na uren lopen over heidegebied met bijna voortdurend prachtig uitzicht, zou het geen probleem moeten zijn om tegen de avond via een “public footpath” naar een dorp aan de voet van het plateau af te dalen, en de volgende ochtend via een andere route weer omhoog te klimmen. Dat zou ook de variatie in de wandeling vergroten.
Levensmiddelen: zie onder andere het Food shop-symbool op je Harvey-kaart. Sommige “food shops” (general stores) zijn zo klein dat ze op elk moment kunnen sluiten. Vraag daarom bij het verlaten van een dorp altijd of er in de volgende halteplaats nog een winkel open is.
Drinkwater: zie o.a. het Toilets-symbool op je Harvey-kaart.
De veenstroompjes in het moorland zijn vervuild door schapenmest. Daarom telkens de veldflessen in de dorpjes vullen. (In geval van nood zoek je een hooggelegen veenstroompje met helder water en kook je het).

Routemarkering:

Zeer goed, zoals gebruikelijk bij “national trails”.

Wildkamperen (bivak)

Een nachtje bivakkeren (‘s.avonds de trekkerstent opzetten en ‘s.morgens weer afbreken) gaf geen problemen.
In het Nationaal Park is dat uitdrukkelijk verboden. In het landbouwgebied er omheen zijn echter mogelijkheden genoeg.
Wil je ook langs de kust je tentje zetten, zorg dan dat ze behoorlijk windvast is.

Naamsverklaring Cleveland Way:

De naam Cleveland komt van een graafschap uit de 17de eeuw, het betekent ‘cliff-land’. Het ligt voor een groot deel in het North York Moors National Park.

North York Moors National Park

Zacht golvende, met struikheide bedekte moors (moorland, veenland).
Het North York moors National Park is een hoogvlakte met een steilrand (escarpment).
Deze hoogvlakte ligt 300 tot 400 m boven haar omgeving, die slechts een beetje boven zeeniveau ligt).
De North York Moors worden nog tot de uplands (=hooglanden) gerekend
(Upland = alle land dat hoger ligt dan de bovengrens van intensief, omheind landbouwgebied. Dit is meestal vanaf een hoogte van ongeveer 300 meter (1000 voet). Uplandgebieden bestaan vooral uit heide, veenland, ruige graslanden en rotsachtig terrein. Ze worden voornamelijk gebruikt voor extensieve veeteelt, zoals schapenhouderij. In tegenstelling tot lager gelegen landbouwgebieden zijn uplands minder vruchtbaar en vaak opener en ruiger van karakter.)
De vlakke heuveltoppen zijn zacht golvend en lopen geleidelijk af naar het zuiden.
Het gebied is een cuesta (hellend plateau) met een flauwe helling aan de ene kant (de dip slope) en een steile helling aan de andere kant (de steilrand (escarpment).
Cuesta’s ontstaan in gebieden waar harde en zachte gesteentelagen schuin zijn afgezet en door erosie verschillend afslijten.
In het geval van de North York Moors helt het plateau geleidelijk af naar het zuiden en is er een steilrand naar het naar het noorden. Rotspartijen komen er weinig voor.

Landgebruik in het North York Moors National Park
Paars = Moors       Geel = Farmland
Groen = Plantation / Woodland

Reliëfkaart van het North York Moors National Park.
From the main moorland watershed (waterscheiding) radiate a series of lush green dales.
De donkergroene lijn en de kustlijn vormen de grens van het Nationale Park.

Moors, dales and coast

Landschapstypen in North York Moors National Park
Het landschap van het North York Moors National Park valt uiteen in drie hoofdtypen: de uitgestrekte moors, de groene dalen die ervan uitwaaieren (Dales), en de ruige kust met hoge kliffen en kustkloven (Coast).
Elk van deze gebieden heeft zijn eigen karakter en schoonheid, en samen geven ze het park zijn grote afwisseling en aantrekkingskracht voor wandelaars.

1. Moors (moorland)
De North York Moors vormen een uitgestrekt moorland (veenland), grotendeels begroeid met heide, op een zacht golvend plateau. Anders dan bij een levend hoogveen is het terrein grotendeels droog en door menselijk gebruik veranderd.
Moorland (veenland) betekent hier: een oud, door de mens beïnvloed veenachtig terrein, dat grotendeels droger is geworden (ontwaterd, afgeplagd, afgebrand, begraasd), waar heide en grassen domineren, en waar actieve veenvorming grotendeels verdwenen is.
Het plateau is niet uitzonderlijk hoog. Het park bereikt zijn hoogste punt op Round Hill (454 m).
Het plateau heeft de grootste uitgestrektheid van hooggelegen heide (upland heath) in Engeland, maar het echte hoogveen (bogland) is beperkt (de neerslag op de noordoostelijke moorlands is aanzienlijk minder dan op de hoge Pennines, zo’n 40 km naar het westen).
Ruimte en stilte kenmerken deze heidevelden.
En hoewel veel wandelaars denken dat het een wildernislandschap is, is de uitgestrekte heide volledig door mensen beheerd om een gunstig leefgebied te creëren voor rode patrijzen (die beschermd worden voor de jacht).

2. De Dalen
Vanaf de hoofdwaterscheiding op het plateau stralen een reeks weelderige, groene dalen uit.
Ze herbergen boerderijen en kleine dorpjes, plus abdij- en kasteelruïnes.
Hier en daar groeien op de hellingen van de dalen inheemse bomen – een herinnering aan het soort bos dat ooit grote delen van het plateau bedekte.
Toch overheersen qua oppervlakte vooral aangeplante bossen (plantages).

3. De Kust
De kustlijn bestaat uit een reeks overwegend hoge kliffen, met daartussen beboste kustkloven.
Het hoogste klif is Boulby Cliff (203 m) (zie ook het hoogteprofiel verderop). Dit is tevens het hoogste klif aan de oostkust van Engeland.
Een mooi voorbeeld van een beboste kustkloof is de wooded gully van Claymore Beck (kijk bij Runswick Bay op je Harvey-strookkaart).
De Cleveland Way voert hier doorheen. In de kloof is een touw gespannen en een trap aangelegd. Via deze route klim je 100 hoogtemeters naar de kliftop. In het bovenste deel van de kloof tref je een mooi bos en struweel aan.
Langs het grootste deel van de kust ligt een zeeterras (wave-cut platform). Dit is een door golfwerking afgeslepen rotsplateau aan de voet van een klif. (In de Harvey-strookkaart wordt het aangeduid als coastal rock en donkergrijs ingekleurd).
Alleen enkele baaien hebben zandstranden (in de Harvey-kaart oranje gekleurd).

Cleveland Way: moors and coast

Je loopt eerst bovenlangs de westelijke steilrand van het plateau, en vervolgens bovenlangs de kliffen aan de Noordzeekust.
Bij de North York Moors (evenals de Cotswolds Hills (zie: Cotswold Way) is er geen sprake van een asymmetrische heuvelrúg, zoals we zagen bij de South Downs. Hier in de North York Moors heeft de dip slope (zwak hellende zijde) van de cuesta meer weg van een plateau dan van een rug.
      The more massiv limestones in the North York Moors give rise to 300-metre escarpments (=steilranden), yet the dip slope is frequently of such a low angle that the countryside resembles a dissected plateau (plateau doorsneden door rivierdalen), passing gradually on to the clay vales.

1. Bovenlangs de westelijke escarpment (=steilrand):
Hier is aan uitzichtpunten geen gebrek. Westwaarts kijk je voortdurend over de enkele honderden meters lager gelegen agrarische vlakte en oostwaarts over het zacht golvende plateau met z’n heather moorland. (Dit gedeelte van de wandeltrektocht is dus een écht panoramapad.

2. Bovenlangs de kliftoppen aan de kust:
De kust heeft hoge kliffen onderbroken door coastal ravines. (deep, steep-sided, wooded ravines leading down to the sea).
Deze kustkloven zijn ontstaan door het diep insnijden van beekjes en riviertjes. Ze dwingen je telkens tot een afdaling, gevolgd door een klim.
In de grotere kustkloven liggen dikwijls badplaatsen en vissersdorpen. Voorbeelden van schilderachtige vissersdorpen zijn Staithes en Runswick Bay.

Cleveland Hills

De basisstructuur van de North York Moors is vrij eenvoudig: een reeks gesteentelagen ligt boven op elkaar en helt zwak af naar het zuiden. (Het gaat dus om een cuesta.)
      De Cleveland Hills vormen een boog die de grens markeert tussen de uplands van de North York Moors en de lowlands van de Teesvallei.
(Upland = alle land dat hoger ligt dan de bovengrens van intensief, omheind landbouwgebied. Dit is meestal vanaf een hoogte van ongeveer 300 meter (1000 voet). Uplandgebieden bestaan vooral uit heide, veenland, ruige graslanden en rotsachtig terrein. Ze worden voornamelijk gebruikt voor extensieve veeteelt, zoals schapenhouderij. In tegenstelling tot lager gelegen landbouwgebieden zijn uplands minder vruchtbaar en vaak opener en ruiger van karakter.)
      De zachtere gesteenten onder de hardere zandstenen (Midden-Jura gesteenten) worden voortdurend door erosie aangetast. Daardoor breekt de harde zandsteen af, wat leidt tot het ontstaan van een steilrand (escarpment) met adembenemende uitzichten over de Teesvallei.
(De massieve zandstenen vormen een steilrand van ongeveer 300 meter hoog, maar de dip slope (de zachte helling) heeft vaak zo’n geringe hellingshoek dat het landschap lijkt op een doorsneden plateau, geleidelijk overgaand in de kleivlakte.)
      De gesteentelagen van Whitby Mudstone en Cleveland Ironstone zijn al eeuwenlang een bron van delfstoffen in deze streek.

Rock layers

Sandstone

Zoals de naam al aangeeft, ontstaat zandsteen uit zand dat in steen is veranderd.
De korrels van dit sedimentgesteente bestaan voornamelijk uit kwarts of veldspaat en zijn met mineralen zoals calciet, silica of ijzer aaneen gekit tot een vast gesteente.
De korrelgrootte varieert van 0,06 mm (1/16e mm) tot 2,0 mm.
De kleur loopt uiteen van wit tot oranje, rood, bruin, groen en grijs, afhankelijk van de aanwezige mineralen.
Het oorspronkelijke zand waaruit de zandsteen is gevormd, kan zijn afgezet in woestijnen, meren, rivieren, rivierdelta’s of ondiepe zeeën.
Aan zandsteen worden verschillende namen gegeven, afhankelijk van onder andere de vorm, grootte en samenstelling van de korrels.

Mudstone

Modder en slib die zijn samengeperst tot een harde, fijnkorrelige steen.

Ironstone

Een moddersteen of zandsteen met een hoog ijzergehalte.

De noordelijke steilrand (escarpment) van de Cleveland Hills vormt een abrupte scheiding tussen het hoogland (upland) van de North York Moors en het laagland (lowland) van de overstromingsvlakte van de rivier de Tees.

Je staat op de bovenrand van de noordelijke steilrand (escarpment) en kijkt naar het oosten.
Helemaal links in de foto begint de voet van de steilrand op ongeveer 100 m boven zeeniveau.
De harde zandsteenrots rechtsboven bevindt zich op ongeveer 400 m.
Ook bij South Downs Way en Cotswold Way loop je boven langs een steilrand.

De grillige, blokvormige Wainstones liggen op de scherpe rand van de Cleveland Hills.
Erosie heeft de dikke laag zandsteen blootgelegd die het ‘dak’ van de heuvels vormt.
Doordat regen en wind de zachtere kleischalies eronder wegslijten, breken er enorme vierkante rotsblokken af. (Je ziet deze blokken verspreid over de lagere hellingen van de heuvels liggen.)
Het uitzicht naar het noorden, over de dorpjes aan de voet van de steilrand met Teesside in de verte, is adembenemend

Roseberry Topping: een heuvel met uitzicht naar alle kanten.

Zo wordt de geïsoleerde, erosiebestendige heuvel achter op de foto genoemd. Men noemt hem ook wel de Mini-Matterhorn van Yorkshire.
Het is een ‘outlier’ van de Cleveland Hills, dat wil zeggen: een restant dat door erosie is afgescheiden van de steilrand van de Cleveland Hills.
In het Nederlands heet zo’n heuvel een getuigeheuvel: een heuvel die getuigt van de vroegere ligging van het plateau en van de latere terugschrijding ervan.
Deze opvallende heuvel is het bekendste herkenningspunt in de benedenloop van de Tees Valley.
De beklimming naar de top biedt een spectaculair 360 graden uitzicht over Teesside en langs de Cleveland Hills.

Roseberry Topping met het goed begaanbare pad naar de top, dat zich kronkelend omhoog slingert.
Rechtsachter zie je Teesside-Middlesbrough (je staat ten zuidoosten van Roseberry Topping).
Ook bij de Cotswold Way passeerden we zo’n getuigeheuvel, namelijk de Cam Long Down op de laatste dag.

Een harde laag zandsteen ligt bovenop Roseberry Topping, terwijl het zachte Whitby-mudstone eronder wordt weggesleten.
De heuvel dankt zijn vorm ook aan mijnbouw: ijzersteen aan de lagere flanken werd in het verleden gedolven, wat leidde tot de instorting van een kant van de heuvel.

Limestone areas in England and Wales

• Er zijn drie soorten kalksteen op de Britse Eilanden, maar de kalksteen die de hoogste hoogvlaktegebieden vormt, is het kalksteen uit het Carboon (Carboniferous limestone) (1).
• Links van de diagonale lijn liggen de uplands (= gebieden hoger dan ongeveer 1.000 voet (± 300 m) boven zeeniveau). De belangrijkste upland kalksteenlandschappen in Engeland zijn: Northumberland NP, Lake District NP, Yorkshire Dales NP, North York Moors NP en Peak District NP. • Je ziet op de kaart dat North York Moors NP wel een upland is (het ligt links van de diagonale lijn), maar geen kalksteen uit het Carboon (1) heeft. In plaats daarvan heeft het de zachte, geelachtige kalksteen uit het Jura (Jurassic limestone) (2). Deze kalksteen uit het Jura vormt een massief van 500 km lang tussen Lyme Regis aan de zuidkust en Whitby aan de noordoostkust. Ook de Cotswolds hebben die zachte, geelachtige kalksteen, maar omdat ze ten oosten van de diagonale lijn liggen, is het dus géén upland.

De kaart toont de drie sedimentaire gesteenten die afkomstig zijn van zeeorganismen:
1. Kalksteen uit het Carboon (Carboniferous limestone): hard, grijs,
2. Kalksteen uit de Jura (Jurassic limestone): zacht, geelachtig, en
3. Krijt uit het Krijt (Cretaceous chalk): zacht, wit,

Kalksteen uit de Jura (2) en Krijt uit het Krijt (3) kunnen water vasthouden – ze hebben kleine gaatjes en zijn zeer poreus.

Kalksteen uit het Carboon (1)
Kalksteen uit het Carboon is helemaal niet poreus — hoewel het wel doorlaatbaar is. Water sijpelt door de scheuren.
De kalksteen is in lagen of ‘bedden’ afgezet, gescheiden door bedding planes (laagvlakken) en verdeeld in blokken door een reeks van scheuren (verticale scheuren). (Een scheur = een verticale breuk in een gesteente waarbij het gesteente aan beide zijden niet is verschoven.)
Deze scheuren in het gesteente worden veroorzaakt door krimp of het vrijkomen van druk wanneer gesteenten erboven worden geërodeerd. (Zie verder upland limestone landscapes.)
      Lang geleden, zo’n 350 miljoen jaar geleden (zelfs vóór de Dinosaurussen) was Engeland bedekt door een ondiepe tropische zee – een beetje zoals de plek waar het Groot Barrièrerif zich vandaag de dag vormt.
Toen de kleine dieren en koralen die in de zee leefden, stierven, vielen hun schelpen en skeletten naar de bodem. Na miljoenen jaren bouwde zich een dikke laag op.
Toen het samengeperst en verhard werd, veranderde het uiteindelijk in kalksteen.
Deze kalksteen uit het Carboon (1) wordt tegenwoordig gevonden in:

  • Noord-Engeland (bijv. Yorkshire Dales, Peak District),
  • Wales (bijv. Brecon Beacons) en in
  • Ierland (bijv. The Burren).

Belangrijke cuesta’s in Engeland

De kaart toont twee lange, gebogen, bijna parallelle cuesta’s.

• De westelijke kalksteen/zandsteen cuesta bestaat uit: Cotswold Hills + Lincoln Edge + North York Moors.
(Het zuidelijke einde van deze gebogen cuesta vormt het schiereiland Purbeck Hills aan het Engelse Kanaal.
De meer massieve kalkstenen en zandstenen zorgen voor steilranden van 300 meter, maar de dip slope is vaak van zo’n lage helling dat het landschap lijkt op een plateau dat doorsneden is door rivierdalen, en geleidelijk overgaat naar de kleidalen.)

• De oostelijke krijt cuesta bestaat uit:
Chiltern Hills + Lincolnshire Wolds + Yorkshire Wolds.
(Het zuidelijke einde van deze gebogen cuesta ligt op het eiland Wight.)

De dwarsdoorsnede onder de kaart toont de twee relatief harde lagen die deze twee cuesta’s vormen.
Deze harde lagen zijn van elkaar gescheiden en ook van het onderliggende complexe basement van oudere gesteenten door zachtere afzettingen van kleien.

Deze kleilagen liggen onder de twee laagvlakten die lange banden vormen net westelijk van de twee cuesta’s.
Het oostelijke laagland wordt afgewaterd door de Southern Ouse en de Upper Thames. (Dit oostelijke laagland staat bekend als het “Educational Lowland”, omdat het de steden Oxford en Cambridge en andere beroemde scholen bevat.)
Het westelijke laagland wordt afgewaterd door de rivieren North Ouse, Trent en Avon.

De harde lagen die de cuesta’s vormen, zijn kalksteen- en zandsteenlagen. De bovenste kalksteenlaag die de Chiltern Hills vormt, is een krijtformatie, die ook weer voorkomt in de South Downs en North Downs. Het vormt ook de “White Cliffs of Dover”.

Video: Rewilding met George Monbiot

Rewilding = herwildering

We zien een frappant verschil tussen de uplands in continentaal Europa en die van Groot-Brittannië (en Ierland).
In het continent zijn ze bebost (denk bijvoorbeeld aan de Ardennen). Dat zou de normale gang van zaken moeten zijn in de uplands met hun ruige klimaat en arme bodem. In Groot-Brittannië zijn ze dat echter niet.
George Monbiot legt in een prachtige lezing uit hoe dat komt. Warm aanbevolen.  www.youtube.com/watc.

George M.: De moors zijn het gevolg van herhaalde cycli van ontbossing: kappen, branden en begrazing, en we noemen het moorland en we geloven dat dit de meest schitterende staat van de natuur is die er mogelijk zou kunnen zijn. We investeren enorme middelen in het vernietigen van andere natuurgebieden om het in deze staat van stilstand te behouden, die bijna niets bevat.

Heather family (Heidefamilie)

Er zijn drie belangrijke soorten in de Heidefamilie:
De meest voorkomende heidesoort is:

Calluna vulgaris = Struikhei;
Ze heeft drie namen in het Engels:
Ling      (Common) Heather       Scotch Heather

  • ze heeft kleine, licht paarsrode bloemen.
  • maximaal in bloei: rond de laatste week van augustus.

Ze behoort tot het Calluna-geslacht. Kenmerken daarvan:

  • bladeren bedekken elkaar dakpansgewijs,
  • de plant kan wel 1 m hoog worden.

(Caluna betekent vegen. Men gebruikte haar takken voor bezems.)

Daarnaast zijn er nog twee belangrijke soorten in het geslacht Erica. Kenmerken daarvan zijn:

  • bladeren staan in kransen.
  • de plant blijft lager dan 60 cm.

1. Erica cinerea = Rode dophei (Bell Heather)

  • paarsrode klokvormige bloemen. Vallen onmiddellijk op door haar felle kleur.
  • bloeitijd: vanaf begin juli. Begint dus al vroeger dan Struikhei te bloeien.
  • Bladeren in kransen van 3.
  • staat op de drogere plekken.

2. Erica tetralix = Gewone dophei (Cross-leaved Heath )

  • roze bloemen
  • bloeitijd: iets later dan Rode dophei. Bloeit dus ook al vroeger dan Struikhei.
  • Bladeren in kransen van 4.
  • staat op nattere plekken. (Het is geen heideplant, zoals de vorige twee, maar een veenplant (“bogplant”.)

(De Rode dophei is voor Nederlanders nieuw; de andere twee kennen we uit onze eigen heidevelden.)

  • Struikhei is de belangrijkste soort langs de Cleveland Way.
  • Rode dophei zag je aan de kust groeiend tussen de Struikhei.
  • Gewone dophei is er wel aanwezig, maar niet langs deze route.

Gentle rolling upland heathland) in the North York Moors National Park.
Het is heather moor (= met heide begroeid moorland).
Het wordt voor grouse shooting gebruikt.
De Struikhei staat maximaal in bloei rond de laatste week van augustus.
Upland (=land above upper limit of enclosed
(=omheind) farmland; ongeveer boven 300m)

Enkele andere veel voorkomende planten in dit nationale park

Blauwe bosbes Bilberry
Bilberry op de heidegebieden
Naast de heideplanten vind je in de heidegemeenschappen ook zogenaamde dwergstruiken, zoals de bosbes (bilberry).
De vrucht heeft een kenmerkende waslaag, waardoor de zwarte bes een dofblauw berijpte kleur krijgt.
De bessen worden geplukt in juli en augustus.
De bosbes is een van de planten die zich goed aanpassen aan de zure bodems van de veenlanden en groeit vaak als ondergroei tussen de heide.

Bilberry speelt ook een belangrijke rol in het ecosysteem van de veenlanden. De bessen dienen als voedselbron voor vogels zoals de rode patrijs (red grouse), die in dit gebied vaak voorkomt. Ze vormen een essentieel onderdeel van hun dieet, vooral tijdens het voeden van hun jongen in de zomermaanden.

Adelaarsvaren (Bracken)
Ze bevinden zich op de dalhellingen
Als we de hoge veenlanden verlaten en afzakken naar lager gelegen terrein, is de eerste plant die meestal de bovenste (drogere) hellingen van de dalen domineert de Adelaarsvaren.
Ze groeit meestal in een band die ligt boven de bovenste lijn van landbouwverbetering en onder de rand van de heidegebieden.
Adelaarsvaren is een van de bloemplanten die zich voortplant door sporen, niet door zaden. Het verspreidt zich voornamelijk door de groei van zijn kruipende, ondergrondse wortelstokken.
Adelaarsvaren wordt algemeen erkend als een krachtig invasieve plant, die mogelijk giftig is voor dieren en een financieel verlies voor bergboeren vormt. Sommige mensen beschouwen het als het slechtste onkruid van Groot-Brittannië.

SNP Natuurreizen

Zie: www.snp.nl/reis/… en voor hun andere wandelvakanties in Engeland: www.snp.nl/reizen/…
Hun wandelreizen met een zwaarte van 1 of 2 zwarte cirkeltjes komen het best overeen met mijn wandelingen. Je maakt dan niet te veel hoogtemeters en wandeluren per dag.

Beste wandelgids

Cicerone – The Cleveland Way and the Yorkshire….
Paddy Dillon,
Cicerone Press, 2010 (First edition)
In deze gids houdt men de achtergrondinfo goed gescheiden van de routebeschrijving. Ook heeft ze een handig formaat.
Vandaar mijn voorkeur voor deze uitgever.
(De deelkaartjes zijn echter slecht.)

Reisboekwinkel De Zwerver

Een strookkaart

Harvey Map Cleveland Way
1: 40.000

Dit is de beste kaart voor onderweg.

Reisboekwinkel De Zwerver

Harvey strookkaarten zijn de beste

Hun schaal 1: 40.000 is voldoende, omdat de national trails ook zéér goed gemarkeerd zijn in het terrein.
Verder hebben ze slim kleurgebruik, Hierdoor krijg je een beter beeld van het terrein, namelijk:

  • Donkergeel (=Improved pasture) d.w.z. de percelen weiland, die je nog met een tractor kunt bewerken (maaien, etc).
  • Lichtgeel (=Rough pasture) d.w.z. de percelen weiland die te slecht zijn om te bewerken; ze worden alleen begraasd.
  • Wit (=Moorland) d.w.z. het hooggelegen, zéér extensief gebruikte land, waar geen stapelmuurtjes, heggen of rasters meer zijn. Ze zijn dus unenclosed. Daar groeien o.a. heidesoorten, gaspeldoornsoorten, Adelaarsvaren, grassen en zeggen.

Belangrijke gegevens:

  • Mooiste deel: Helmsley-Whitby
  • Lengte: 125 km
  • Aantal etappes: 6
  • Beste periode: juni-juli-augustus
  • Gids: Trailblazer – Cleveland Way
  • Kaart: Harvey Map – Cleveland Way